De middeleeuwse Watersnoodramp: De Sint-Elisabethsvloed
In de nacht van 18 op 19 november 1421 werd Zuidwest-Nederland getroffen door een zware storm.
.png)
Door langdurige regenval stond het water in de rivieren hoog. Onder druk van de storm begaven op meerdere plekken de (zwakke) dijken het, waardoor grote delen van het land overstroomden. Een van de zwaarst getroffen gebieden was de Grote Waard bij Dordrecht. Ook Kennemerland, Westfriesland en het rivierengebied tot aan Tiel en Arnhem kregen te maken met wateroverlast. De ramp voltrok zich rond de naamdag van de heilige Elisabeth van Thüringen en werd daarom de Sint-Elisabethsvloed genoemd.
Het achterland van de stad Dordrecht liep volledig onder water. Talloze dorpen, waaronder Almsvoet, Wolbrands en Houweninge, verdwenen. Op de zuidermuur van de grote kerk in Dordrecht staat tegenwoordig vermeld dat er 72 dorpen zijn verdronken, maar dat zijn er in werkelijkheid minder geweest. Het gebied veranderde in de decennia erna langzaam in de huidige Biesbosch.
Veel mensen in heel Nederland sloegen op de vlucht, maar niet iedereen kon het water ontkomen. Over het aantal slachtoffers is veel gespeculeerd met schattingen tot wel 100.000. De meest waarschijnlijke schatting komt uit op ongeveer 2.000 doden.
In deze post zijn stukken van het altaarstuk over de ramp te zien dat eind 15e eeuw gemaakt werd door een anonieme kunstenaar, waarschijnlijk in opdracht van nabestaanden. Op het schilderij zijn zowel slachtoffers als de namen van verdwenen dorpen te zien. Dit meer dan vijfhonderd jaar oude werk is tot op de dag van vandaag te bewonderen in het Rijksmuseum in Amsterdam.
